| Omschrijving |
|---|
| Onderzoek naar de opvang van Joden in het klooster in Reuver voor en tijdens de Tweede Wereldoorlog |
| Tekst |
|---|
|
Hulp uit onverwachte hoek Opvang van Joodse vluchtelingen in Nederland (1933 – 1939) Eline Abbink (s4206452) MA Actuele Geschiedenis Masterscriptie Dr. M.E.B. Derks Woensdag 15 juni 2016 Radboud Universiteit Nijmegen |
|
Inhoudsopgave Inleiding..................................................................................................................................... 3 Hoofdstuk 1 - Opvang van Joodse vluchtelingen ................................................................ 11 Joodse opvang....................................................................................................................... 11 Categorieën Duitse vluchtelingen ......................................................................................... 14 Katholieke opvang ................................................................................................................ 14 Opvang van Joodse vluchtelingenkinderen .......................................................................... 16 Hoofdstuk 2 – Nederlands antisemitisme in de jaren dertig .............................................. 18 Antisemitisme in Nederland ................................................................................................. 18 De NSB en Zwart Front ....................................................................................................... 20 Antisemitisme onder katholieken ......................................................................................... 21 Hoofdstuk 3 – Het Nederlands vluchtelingenbeleid ............................................................ 24 De Rooms-Katholieke Staatspartij en de Tweede Kamer .................................................... 24 De eerste Kamervragen ........................................................................................................ 25 Josef van Schaik ................................................................................................................... 26 Carel Goseling ...................................................................................................................... 29 Hoofdstuk 4 - Het opvangkamp in Reuver .......................................................................... 35 Het Heilig-Hartklooster van de Zusters Dominicanessen .................................................... 35 Joodse vluchtelingen komen naar Reuver ............................................................................ 36 Het leven in het klooster ....................................................................................................... 38 Moeilijkheden ....................................................................................................................... 40 Onrust en vertrek .................................................................................................................. 40 Joods Comité en het Katholiek Vluchtelingencomité .......................................................... 42 Conclusie ................................................................................................................................. 43 Bibliografie .................................................................................. Error! Bookmark not defined. 2 |
|
Inleiding „Als wij Nederlanders waren, zouden wij ook niet bang zijn, maar wij zijn Duitsers, vluchtelingen, Joden.‟1 Deze zin werd in wanhoop uitgeroepen door een Joodse vluchteling, medio 1939, tegen een zuster Dominicanes in het klooster van Reuver, waar een opvangkamp was opgericht voor Joden. Ook in andere Nederlandse gemeenten waren zulke opvangkampen, bijna altijd georganiseerd door Joden, maar soms ook door katholieken. Reuver was een voorbeeld van een opvangkamp dat ingericht was in een klooster, met zusters die voor de mannen zorgden. De Joden waren gevlucht voor het regime van Adolf Hitler en de steeds verder toenemende discriminerende maatregelen in hun land van afkomst, Duitsland. Na zich een tijdlang relatief veilig gevoeld te hebben in het Nederlandse Reuver, begonnen zij zich in 1939 zorgen te maken over de naderende oorlog, ook omdat Reuver slechts 5 kilometer van de Duitse grens af ligt. Het is het begin van het einde van het opvangkamp in het klooster te Reuver, met de Tweede Wereldoorlog die niet lang meer op zich liet wachten. Na de inval van de Duitsers was vluchten naar Nederland ook zinloos geworden.2 De oorlog betekende het einde van de vluchtelingenstroom die al in 1933 op gang was gekomen. In dat jaar werd Hitler rijkskanselier van Duitsland. Veel Duitse Joden en andersdenkenden, zoals communisten en socialisten, vluchtten naar Nederland, maar ook naar andere West-Europese landen en de Verenigde Staten. Voor veel van hen was vluchten de enige mogelijkheid. Antisemitisme was altijd al deel van het programma van de NSDAP, dus toen deze partij in 1933 de grootste werd, werden Joden op steeds meer vlakken uitgesloten. De anti-Joodse sentimenten, die toch al aanwezig waren in de Duitse samenleving, namen sterk toe. De economische crisis, die was begonnen aan het eind van de jaren twintig, had hier eerder ook al aan bijgedragen. Door de invoering van de zogenaamde Neurenberger Wetten in 1935, waarin een aantal discriminerende maatregelen tegenover Joden werd opgenomen, werd de situatie in Duitsland voor hen nog moeilijker. Zij raakten hun burgerrechten kwijt, werden uitgesloten van verenigingen en mochten niet meer met niet-Joden trouwen. De wetten verergerden de 1 Verslag over het verblijf van Joodse vluchtelingen in het Heilig Hartklooster te Reuver van december 1938 tot en met augustus 1939, overgenomen uit de kroniek, ca. 1950 (1 deel), St. Agatha, Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, Archiefinventaris Dominicanessen H. Catharina van Siëna (Voorschoten), 439, 12. 2 Televisieprogramma Andere Tijden, NPO, aflevering ‘Ongewenste vreemdelingen’ (06-10-2015). 3 |
|
gewelddadige acties tegen de Joden. Bovendien voerden de nazi‟s vanaf de invoering van de wetten een actief beleid om Joden te verdrijven.3 Met succes, het gevolg was namelijk een grotere vluchtelingenstroom uit Duitsland. Deze stroom kwam nog meer op gang na de Kristallnacht in 1938, een georganiseerde actie waarin Joden in heel Duitsland werden aangevallen. Hun huizen, winkels en synagogen werden verwoest.4 Tot 1938 was het nog relatief goed mogelijk om Duitsland te ontvluchten en andere landen binnen te komen. Ook Nederland had een tolerant vluchtelingenbeleid, waarbij in principe alle vreemdelingen werden toegelaten die over voldoende bezit beschikten of konden rekenen op financiële steun bij familie in Nederland.5 Medio 1934 werd dit beleid al strenger; de regering stelde zichzelf ten doel om de vluchtelingenstroom tegen te gaan en de vluchtelingen niet meer aan werk te helpen, vanwege de toch al krappe arbeidsmarkt als gevolg van de economische crisis. De toelatingseisen werden steeds meer aangescherpt. Het uitgangspunt was dat vluchtelingen zoveel mogelijk door moesten reizen; Nederland mocht niet dienen als vestigingsland. Vanaf 1938 sloten de grenzen compleet. Hoewel die maatregel niet altijd werd toegepast, was het voortaan de bedoeling dat alle vluchtelingen aan de grens werden geweerd.6 De opvang van deze Joodse vluchtelingen werd in Nederland grotendeels geregeld door de Joodse gemeenschap. Om financiële en materiële steun te verlenen, werd in maart 1933 het Comité voor Bijzondere Joodse Belangen (CBJB) opgericht. Een onderafdeling daarvan was het Comité voor Joodse Vluchtelingen (CJV). Het comité had de taak om de opvang van Joden te regelen, maar ook om te zorgen voor kleding, voedsel en inreisvisa.7 Over de opvang van Joden in Nederland is al het nodige geschreven. Al in 1969 nam Loe de Jong het vluchtelingenprobleem op in zijn veertiendelige standaard- en overzichtswerk Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. De Jong behandelt de vluchtelingenproblematiek duidelijk in het licht van de Holocaust, die zich in de jaren daarna zou afspelen. Hij verwijst meerdere malen naar het lot dat de Joodse groep zou treffen. De Jong begint met het schetsen van het vluchtelingenbeleid in de jaren dertig en merkt al snel op dat de maatregelen steeds verder werden aangescherpt. Hij spreekt hier ook een oordeel over uit: „Er is nauwelijks een thema aan te wijzen dat zo duidelijk aan de kant van de niet-Duitse volkeren en hun regeringen het tekort aan inzicht, vaak ook het door nationaal egoïsme 3 Ibidem. Loe de Jong, Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog: Deel 1 – voorspel (Den Haag, 1969), 540. 5 Ibidem, 492. 6 Bob Moore, Refugees from Nazi Germany in the Netherlands 1933-1940 (Dordrecht, 1986), 3. 7 De Jong, Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, 540. 4 4 |
|
bepaald tekort aan simpele menselijkheid, illustreert‟.8 Voor De Jong vormen deze beperkingen in het regeringsbeleid de aanleiding voor het schrijven over het Joodse vluchtelingenprobleem. Na het schetsen van dit probleem gaat De Jong over op het behandelen van de structuur van het CBJB. Het CJV werd geacht om het beleid van de Nederlandse regering uit te voeren, ook als het niet met alle punten eens was. Het comité moest namelijk samenwerken met officiële instanties. Het kon geen besluiten nemen die ingingen tegen wetten of besluiten van officiële organen.9 Na het werk van De Jong verschenen er een tijdlang geen nieuwe werken over het thema Joodse vluchtelingen, tot de jaren tachtig, waarin een golf van boeken hierover werd gepubliceerd. Deze trend begon bij Jozeph Michman, Hartog Beem en Dan Michman. Zij kijken in hun overzichtswerk Geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Nederland (1985) kritischer naar de verhouding tussen de Nederlandse regering en het CJV en schrijven de geschiedenis van het vluchtelingenprobleem vanuit een Joods perspectief. Jozeph Michman was de oprichter en voorzitter van het Institute for research on Dutch Jewry in Jeruzalem. Hij geldt als één van de grootste kenners op dit gebied en gaf de opdracht aan Beem om onderzoek te doen naar de Joodse gemeenschappen in Nederland. De auteurs maken de lezer duidelijk dat het CJV niet kritiekloos de uitgangspunten van de regering overnam, zoals het werk van De Jong ons doet vermoeden. Ook kijken ze specifieker naar het vluchtelingenbeleid. Waarom werden de maatregelen zo aangescherpt? De katholieke minister van Justitie, Van Schaik, oefende grote druk uit op de regering om een minder ruimhartig vluchtelingenbeleid te voeren. Het CJV ging hier tegenin en probeerde de regering ervan te overtuigen dat Nederland baat had bij de komst van vluchtelingen. De regering was echter niet overtuigd. Ook de volgende, eveneens katholieke, minister van Justitie, Goseling, wilde het beleid aanscherpen. Onder hem werden de grenzen in Nederland hermetisch gesloten. Voortaan werd elke vluchteling beschouwd als een ongewenst element.10 De Britse onderzoeker Bob Moore geldt als een grote kenner van de nazi-vervolging van de Joden en is gespecialiseerd in de situatie in Nederland. Ook hij heeft een boek geschreven over het vluchtelingenprobleem, Refugees from Nazi Germany in the Netherlands 1933-1940 (1986). In dit boek schetst Moore een uitgebreid overzicht van de Duits-Joodse vluchtelingen in Nederland vanaf 1933. Hij behandelt het beleid van de Nederlandse regering 8 Ibidem, 493. Ibidem, 517. 10 Jozeph Michman, Hartog Beem en Dan Michman, Geschiedenis van de Joodse gemeenschap in Nederland (Amsterdam, 1985), 165-167; Televisieprogramma Andere Tijden, NPO, aflevering ‘Ongewenste vreemdelingen’ (06-10-2015), interview met historicus Jan Brauer. 9 5 |